In deze blog onderzoek ik wat een ‘kijkje in een heel andere wereld’ kan bijdragen aan leren. Op basis van praktijkervaringen beschrijf ik drie mogelijke interventies die uitgaan van het ‘kijken bij’ of ’samenwerken met’ mensen met een heel ander vak. Aan de hand van literatuur ga ik na welke leermechanismen bij dit type interventie mogelijk een rol zou kunnen spelen. De aanleiding voor dit onderzoek is het leertraject ‘Jeugdhulp op toernee’ dat ik samen met Marjan Besemer ontworpen heb.
Leren met de intentie het werk te verbeteren
Leren verwijst vaak naar het leren binnen een bepaald vakgebied of beroep. Onderwijskundigen leren trajecten te ontwerpen die beroepsbeoefenaren helpen om zich voor te bereiden op hun vak en om beter te worden in hun vak. Deze trajecten kunnen apart van het werk plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van een opleiding op een school of in de vorm van een training in een apart lokaal. En ze kunnen dichtbij of zelfs in het dagelijkse werk plaatsvinden. In dat geval wordt er vaak naar verwezen als ‘learning on the job’, werkplekleren of ‘workplace learning’. Dit betreft vaak leren met de intentie om mensen voor te bereiden op het werk, of het gaat om leren met de intentie om mensen te helpen beter te worden in het werk (Verdonschot, 2009).
Een derde vorm van leren betreft leren met de intentie om het werk zelf te verbeteren en te vernieuwen. Bij deze vorm van leren is het van belang om nieuwe perspectieven op te zoeken en hier van te leren (Verdonschot, 2009). Het is deze vorm waar ik al jaren door gefascineerd ben. En het is ook deze vorm van leren die de werkers in de Jeugdzorg mogelijk verder kan brengen. Juist nu hun werk gedecentraliseerd wordt en er grote veranderingen plaatsvinden.
‘Boundary crossing’ kan mogelijk bijdragen aan leren om te vernieuwen
Akkerman en Bakker (2012) verwijzen in hun artikel naar het begrip ‘Boundary crossing’. Dit is een concept dat in 1995 voor het eerst gebruikt is door Engeström en Kärkkäinen en gaat uit van leren dat plaatsvindt doordat mensen verbindingen leggen tussen verschillende praktijken (Akkerman en Bakker, 2012).
Dit concept trekt mijn aandacht omdat het mogelijk helpt om beter te begrijpen hoe het leren werkt op het moment dat je op zoek bent naar nieuwe perspectieven. Vanuit verschillende hoeken en door diverse auteurs is er geschreven over het leerpotentieel van het overgaan van grenzen. Anders gezegd: Als je oplossingen wilt vinden voor lastige vragen of als je wilt innoveren, dan zou beweging ‘aan de randen’ wel eens kunnen helpen.
Akkerman en Bakker (2011) zijn de eerste onderzoekers naar mij weten die een uitgebreide studie hebben gedaan om het leerpotentieel van grenzen beter te begrijpen. Het is een erg interessante reviewstudie en de concrete opbrengst bestaat uit vier leermechanismen die horen bij ‘boundary crossing’, te weten: identificatie, coördinatie, reflectie en transformatie.
Hieronder komt eerst aan bod hoe verschillende auteurs suggereren dat een ‘kijkje in een heel andere wereld’ waarde kan hebben voor leren en voor innoveren. Daarna beschrijf ik drie mogelijke leerinterventies en gebruik ik enkele van de leermechanismen van Akkerman en Bakker om het leerpotentieel van deze interventies te duiden.
Een persoonlijk perspectief: verbindende schakels zijn onmisbaar
Anna Van Poucke (2005) deed onderzoek naar radicale innovaties in dienstverlenende en kennisintensieve organisaties zoals ziekenhuizen. Zij beschrijft het belang van 'innovators’ of ‘gate keepers’ in de eerste fase van het innovatieproces. In deze fase worden nieuwe ideeën bedacht en deze gate keepers zijn ‘lid’ van meerdere netwerken; zowel binnen de kennisintensieve organisatie als daarbuiten. Het zijn mensen die van nature verkennen en experimenteren.
Van Poucke beschrijft hen als een bepaald ‘type’ medewerkers die vaak niet volledig geaccepteerd zijn door collega’s in de organisatie omdat ze zich vloeiend in meerdere contexten tegelijk bewegen en omdat ze vaak destabiliserende ideeën opbrengen. Deze verbindende schakels zijn onmisbaar voor innovatie.
Een community-perspectief: verbinding tussen groepen gelijkgestemden is cruciaal
Etienne Wenger (1995) schreef over ‘communities of practice’. Hij stelt dat er soms problemen zijn waar geen afzonderlijke discipline antwoord op kan vinden. Dit type problemen nodigt de ene community uit om verbinding te leggen met een andere community. Op de grenzen van werelden kunnen nieuwe communities ontstaan. Sommige mensen zijn in staat een brugfunctie te vervullen omdat ze zich in beide ‘werelden’ thuisvoelen.
Een netwerkperspectief: de kracht van zwakke relaties
Tjip De Jong (2010) deed onderzoek naar de relatie tussen sociaal kapitaal en innovaties in organisaties. In navolging van onder andere Field en Woolcock stelt hij dat relaties in een netwerk te typeren zijn als ‘bonding’, als ‘bridging’ of als ‘linking’.
Het eerste type verbindingen is aanwezig tussen mensen die dezelfde achtergrond delen zoals vrienden of mensen die in hetzelfde team werken of in dezelfde afdeling. Het tweede type verwijst naar de link tussen mensen van verschillende organisatie-onderdelen of teams, het zijn iets lossere verbindingen. Het derde type verwijst naar relaties die mensen hebben buiten de eigen organisatie. Deze linking-verbindingen blijken een belangrijke conditie te zijn om te innoveren. De Jong vond dat in netwerken waar mensen geen linking-relaties aangaan, geen vormen van verbeteringen of vernieuwingen plaatsvinden.
Granoveter (1983, p. 202) heeft het over iets vergelijkbaars als hij de ‘strength of weak ties’ beschrijft. Hij stelt (1983, p.202) dat “(…) individuals with few weak ties will be deprived of information from distant parts of the social system and will be confined to the provincial news and views of their close friends. This deprivation will (..) insulate them from the latest ideas and fashions (…)”.
Drie interventies die kunnen bijdragen aan het 'leren op de randen'
In mijn advies- en onderzoekspraktijk werk ik regelmatig met klanten die verbeteringen of vernieuwingen in hun werk willen realiseren. Ik experimenteer met diverse vormen van leren die de nieuwsgierigheid prikkelen en die uitnodigen om een kijkje in een andere wereld te nemen. Hieronder komen drie van dit soort interventies aan bod.
Het werkende leermechanisme in de eerste interventies zou ik in termen van Akkerman en Bakker (2012) in eerste instantie definiëren als ‘identificatie’. Zij omschrijven dit als “hernieuwd inzicht in hoe verschillende praktijken zich van elkaar onderscheiden of elkaar aanvullen” (p.18). Het leermechanisme dat werkzaam is in het tweede en derde voorbeeld lijkt in mijn ogen nog het meest op wat zij ‘reflectie’ noemen. Zij beschrijven dit leermechanisme als “leren door de ogen van de ander naar de eigen praktijk te kijken” (p.18).
Een kunstenaar of architect uitnodigen
In eerder onderzoek (Verdonschot, 2009) heb ik verschillende groepen gevolgd die bezig waren met weerbarstige vraagstukken op het vlak van ruimtegebruik in Nederland. Ze waren er op uit om vernieuwende aanpakken en oplossingen te bedenken. Deze groepen noemden zichzelf ‘proeftuinen’ en ze experimenteerden met nieuwe manieren van vergaderen en bedenken van oplossingen vaak ver weg van de orde van de gevestigde organisaties. Ze ontmoetten elkaar aan keukentafels en in wijken, en gemeente-ambtenaars werkten bijvoorbeeld samen met projectontwikkelaars en bewoners.
Eén van de meest terugkerende interventies die tot doorbraken leidde was het uitnodigen van iemand met een heel ander vak of een heel andere kijk. Dan werd bijvoorbeeld een kunstenaar uitgenodigd om naar het gebied te komen kijken vanuit zijn perspectief. Of ze nodigden een architect met grote liefde voor de Antilliaanse cultuur uit om door een ‘probleemwijk’ te lopen waar voornamelijk Antillianen woonden.
De meest gehoorde reactie van de deelnemers in de proeftuin na zo’n bezoek was: “door hoe die ander keek, zagen we ineens veel beter wat we zelf te bieden hebben”. Het leek erop dat het eigen vakmanschap beter in beeld kwam op het moment dat iemand met een heel ander vak kwam bijdragen. Een andere opbrengst was dat de manier van kijken die deze ‘gast’ inbracht vaak lucht en ruimte gaf om anders te kijken naar de probleemsituatie. In de wijk waar ze de Antilliaanse bewoners als het probleem zagen, ontstonden juist allemaal nieuwe ideeën door de unieke Antilliaanse cultuur als uitgangspunt te nemen.
Stage lopen bij een collega in hetzelfde bedrijf
Dit voorbeeld komt uit een project in een fabriek in België waar onderdelen van versnellingsbakken geproduceerd en geassembleerd worden. Na een actie-onderzoek zijn vier verandervraagstukken opgespoord. Eén groep wilde zorgen voor meer waardering en erkenning op de werkvloer. Na diverse stappen (zie voor achtergrondinformatie ook Scheepers & Verdonschot (2013)) te hebben gezet zijn zij begonnen met het organiseren van mini-stages op het werk.
Eén van de ploegleiders nodigde in eerste instantie zes mensen uit om mee te doen aan een mini-stage. Zo ruilde iemand die werkt aan het slijpen van schijven voor een uur met iemand die werkt aan de montage van schijven. Het leverde enorm veel op. Zo had iemand problemen met de concentriciteit van schijven en door stage te lopen bij een ander kon hij ineens zien dat het ging om twee bewerkingen. De ploegleider koppelde de mensen en gaf ook tips om het goed te laten verlopen (“zet even de machine af als je de uitleg geeft”).
Voor een compleet overzicht van de opbrengsten van deze ‘stages’ zie deze weblog.
Drie leeropbrengsten springen het meest in het oog. Deelnemers aan de stages begrijpen de plaats van het eigen werk aan de eigen machine in relatie met het grotere geheel en de andere groepen machines. Dit helpt bij makkelijker kunnen oplossen van problemen die zich voordoen. Daarnaast ontstaat in korte tijd veel meer begrip en waardering voor collega’s met wie men niet direct samenwerkt. Eén van de medewerkers zei hierover: "Ik dacht montage... wa stukskes opzetten, wa ringskes persen... maar er komt veel meer bij kijken, daar ben ik echt van verschoten".
Een werkbezoek doen in een heel andere organisatie
Een ander voorbeeld is een werkvorm die ik in diverse projecten heb toegepast. Een concreet voorbeeld van een groep managers in de gehandicaptenzorg vond plaats in december 2012. In het kader van hun leertraject dat ging over innoveren en ondernomen hadden we contact gelegd met een heel andere organisatie, een gevangenis. Deze groep managers uit het Zuiden van Nederland was die middag - samen met een bankdirecteur en iemand van een reclamebureau - te gast in een penintiaire inrichting in het Noorden van het land.
We werkten een hele dag aan actuele vraagstukken van de aanwezigen. Naast medewerkers van de gevangenis werkten we ook met gevangenen. We kregen een rondleiding, deden na de lunch het werk van de gevangenen en gingen met de groep aan de slag. Een heel ongewone combinatie van mensen. Onze gedachte was dat de vraagstukken waar ieder mee te maken heeft alleen op te lossen zijn door radicaal andere perspectieven met elkaar te combineren. Dus dat is wat we deden. We spoorden ‘taaie vragen’ op. Zoals "Hoe resocialiseer ik vanuit mijn detentie?” Of: "Wat houdt ons tegen om te veranderen en dat te delen; wat zou er gebeuren als we 90% van de regels afschaffen?” In plaats van een methode die beroep deed op de ratio gebruikten we een veel intuïtievere manier om aan de vragen te werken. We schreven samen verhalen.
Als je meer wilt weten over deze bijeenkomst laat het me weten dan kan ik je een verslag in woorden en beelden toesturen. De ontmoetingen deze dag leidden niet één-op-één tot oplossingen voor de vragen. Het hielp vooral bij het je verplaatsen in een andere wereld en een ander perspectief. Dit zorgde voor nieuwe ingangen en inspiratie bij het werken aan je eigen vragen. Het rekt het perspectief wat op omdat je uit je eigen straatje komt en je wereld vergroot. Het blijft altijd spannend bij dit type interventies hoe je de opbrengsten weer kunt ‘terugvertalen’ naar je eigen werkcontext.
Wil je meer informatie over het leertraject?
In deze blogreeks verschenen ook