Cette page n'est pas disponible en français - Vue en Néerlandais:
In Appreciative Inquiry gaat het naast het creëren van verbinding en verdieping, ook juist over nieuwe energie en ideeën voor actie creëren. Door al doende te leren en te onderzoeken. En te experimenteren in het werk. Hoe zorg je voor voldoende experimenteerruimte? Wat maakt werken met experimenten een waardevolle aanpak? En hoe kan een experiment er dan uitzien?
De overgang naar actie: verschillende veranderinitiatieven
In de meeste Appreciative Inquiry processen vinden er veel gesprekken plaats: een waarderend interview in een duo, een teamoverleg waar het gaat over juist die dingen waar het team goed in is en energie van krijgt, een middag waarbij ambtenaren in gesprek zijn met burgers en andere stakeholders uit de stad. Op een gegeven moment wordt in deze gesprekken de overgang gemaakt naar het bedenken van acties en plannen. Wat gaan we na deze dag doen om al onze ideeën werkelijkheid te laten worden? Wat ga ik anders doen?
Bushe en Marshak (2014) beargumenteren dat deze overgang een van de cruciale momenten is in het veranderproces. Zij schrijven dat het vooral belangrijk is om ervoor te zorgen dat er niet naar dé beste oplossing wordt gezocht, maar dat het AI proces helpt om meerdere initiatieven voor verandering te ontketenen, katalyseren en ondersteunen. Dat betekent ook dat de initiatiefnemers of leidinggevenden niet teveel sturing geven aan hoe het eindresultaat eruit moet zien.
Waar wil jij mee aan de slag?
Om te komen tot veranderinitiatieven of acties helpt het om de verbinding te maken met iemands persoonlijke motivatie of drijfveren: ‘Waar zit op dit moment jouw energie?’, ‘Waar zou jij graag mee aan de slag willen?’, ‘Wat is op dit moment voor jou nu echt belangrijk?’. Rond dit thema kan iedereen vervolgens (met hulp van collega’s) een aanpak, actie of experiment ontwerpen. Het denken in experimenten kan helpen om ruimte te maken om nieuwe dingen uit te proberen. Het woord ‘experiment’ heeft al in zich dat je iets nieuws probeert en niet weet hoe het gaat. In onze ervaring zijn succesfactoren:
- Een experiment werkt goed als er een uitdagend doel aan ten grondslag legt. Een doel dat zowel urgent is in de werkcontext als iets is dat iemand persoonlijk raakt of bezighoudt.
- Het denken in experimenten helpt om met kleine stappen aan een groot vraagstuk te werken. Een goed experiment is dan ook klein en helpt je om de volgende dag of week al iets anders te gaan doen. Het maakt dat grote verandervraagstuk behapbaar en geeft aanknopingspunten om daar in het klein mee aan de slag te gaan.
- Het denken en praten over experimenten zorgt voor natuurlijke reflectie bij mensen. Na een experiment vraag je je automatisch af hoe het ging, wat er goed werkte en wat er beter zou kunnen.
- Denken in experimenten creëert veiligheid en ruimte om te leren en fouten te maken.
- Om een experiment tot een succes te maken helpt het om sociale ondersteuning van collega’s op de werkplek te organiseren.
Een experiment ontwerpen
Hoe kom je dan van een leerdoel, onderwerp of thema tot een experiment? Wij gebruiken vaak (een variatie op) de volgende vragen om mensen te helpen om hun eigen experiment te ontwerpen:
- Wat is op je werk de eerste situatie die je gaat tegenkomen die je wilt veranderen?
- Hoe zou je die situatie anders kunnen ontwerpen of inrichten?
- Wat is het kleinste dat je zelf anders zou kunnen doen?
- Wie en wat heb je nodig om dit te kunnen doen?
- Wie ga je om hulp vragen? Met wie ga je reflecteren op het experiment en een volgende stap ontwerpen?
Dit zijn vragen die vooral ook bedoeld zijn om het experiment klein te maken en ervoor te zorgen dat iemand het experiment daadwerkelijk gaat doen. In onze ervaring werkt het daarbij ook goed om het experiment hardop uit te spreken en te delen met collega’s. Dat maakt dat de stap om het experiment echt te gaan doen nog iets kleiner wordt en dat je collega’s je kunnen helpen om ermee aan de slag te gaan.
Onverwachte experimenten
Schrik als leidinggevende niet van onverwachte experimenten. Als je mensen vrij laat om een experiment te kiezen op basis van waar hun energie zit, ontstaan er ideeën die je misschien zelf niet had zien aankomen.
Een tijd geleden werkten wij met een groep operators uit een fabriek. De directeur verwachtte experimenten die gericht waren op het verbeteren van de kwaliteit van de producten en die de productietijd versnelden. Er ontstonden in de eerste ronde echter allerlei initiatieven die gingen over meer te weten komen over elkaars werk, zoals een rondleiding op de fabrieksvloer voor de mensen die op het kantoor werkten en vice versa, en een presentatie tijdens lunchtijd over een nieuw product dat gemaakt werd in de fabriek. De directeur steunde – ondanks zijn aanvankelijke twijfel – alle voorstellen. Uiteindelijk bleek dat ze stuk voor stuk bijdroegen aan meer eigenaarschap van het product dat in de fabriek gemaakt werd, aan een betere samenwerking en een grotere betrokkenheid bij de fabriek als geheel. In de tweede ronde experimenten werden, mede daardoor, ook steeds slimmere oplossingen bedacht om de kwaliteit en snelheid van de productie te verhogen. En dat op een manier die de directeur nooit zelf had kunnen bedenken en waarbij het eigenaarschap bij de mensen op de fabrieksvloer zelf lag.
Blijven improviseren
Experimenten helpen op die manier om te blijven improviseren en leren in het werk. En daarmee de energie van het AI proces vast te houden en te integreren in het dagelijkse werk. Ron Fry en Gervase Bushe vertellen als ervaren AI practitioners dat zij een heleboel voorbeelden hebben gezien waar het AI proces werd afgesloten met het formuleren van SMART actieplannen en het vormen van projectgroepen en daarmee alle energie uit het AI proces verdween.
Volgens Frank Barrett (2012) is juist het continue improviseren en experimenteren hetgene wat voor continue vernieuwing en verandering zorgt in organisaties. Hij gebruikt hierbij inzichten en lessen uit de jazz improvisatie, waarbij bands erin slagen om continu te improviseren. Een van zijn belangrijkste inzichten is dat zelfs in de vrije jazz er altijd een ‘minimale structuur’ is – een akkoordenschema, een toonsoort, etc. Zonder structuur geen improvisatie.
Ook voor het experimenteren helpt het om een soort minimale structuur te organiseren. Bijvoorbeeld door een experiment 40 dagen vol te houden (Smit, Pillen & Tjepkema, 2010), door regelmatig in experimentgroepen bij elkaar te komen of door een (online) platform te creëren waar je de (ervaringen met) experimenten kunt delen.
Meer lezen?
- Bushe, G.R. & Marshak, R. J. (2015). Dialogic Organization Development (NTL Handbook of Organization Development and Change, 2nd Ed., 2014)
- Barrett. F. J. (2012). Yes to the Mess: Surprising Leadership Lessons from Jazz. Boston: Harvard Business Review Press.
- Tjepkema, S. (2010) Leren door proberen: experimenten in het werk.