In de analyse van de economie als een kenniseconomie staat centraal dat kennis een kritische factor is die meer waarde toevoegt dan klassieke factoren als kapitaal, fysieke arbeid en grondstoffen (Drucker, 1993; Kessels, 1996). Het gaat hierbij niet om kennis als objectief product, maar om kennis als het vermogen om op basis van relevante informatie nieuwe bekwaamheden te ontwikkelen en deze toe te passen op stapsgewijze verbetering en radicale
innovatie van werkprocessen, producten en diensten. In dit concept van kennisproductiviteit (Kessels, 2001) heeft de innovatie zelf een belangrijke maar tijdelijke economische waarde (de halfwaardetijd), terwijl de duurzame waarde besloten ligt in het vermogen of de bekwaamheid tot innoveren.