De nieuwe eeuw luidde een omvangrijk vernieuwingsproces in van het politieonderwijs. Onder de noemer Politieonderwijs 2002 werden de klassieke, functiegerichte bedrijfsen beroepsopleidingen die tot dan toe bestonden, omgevormd tot een samenhangend stelsel van (post)initieel beroepsonderwijs op mbo-, hbo- en wo-niveau. Zo ontstond een competentiegericht en duaal stelsel van de politiebranche, met structuurkenmerken van het reguliere beroepsonderwijs.
Deze enorme ommezwaai heeft veel impact gehad op de korpsen en de Politieacademie. In de nieuwe opzet werden zowel het ‘klaslokaal’ (als vanouds bij de academie) als de werkplek (in het korps) officiële leerplek. In de academie begeleiden docenten en leerprocesbegeleiders de studenten bij hun leeropdrachten, in de korpsen werken praktijkcoaches, trajectbegeleiders met diezelfde studenten aan praktijkopdrachten. Proeven van bekwaamheid vormen de verbindende schakel tussen beide. Stap voor stap kunnen de politiemannen en -vrouwen in spe zo aantonen hoe hun bekwaamheid in het politievak zich ontwikkelt.
Het begin, de pioniersfase van de innovatie, kenmerkte zich door enthousiasme, dynamiek en energie. Die werkten aanstekelijk. Vernieuwingen bewijzen zich echter pas op de langere duur, wanneer oude patronen verdwijnen en de veranderingen zichtbaar worden in de praktijk. Dat vergt een lange adem, uithoudingsvermogen. De bij aanvang geboekte successen gaven wind in de rug. De praktijk bleek echter ook weerbarstig. Verschillende perspectieven en belangen speelden een rol: van studenten, van begeleiders, van korpsen. Oude en nieuwe beelden van leren en werk liepen door elkaar. Dat plaatste ook leidinggevenden bij de Politieacademie en in de politiekorpsen
voor dilemma’s en vraagstukken die een beroep deden op nieuwe bekwaamheden. (...)